- scheef
- {{scheef}}{{/term}}1 [niet recht] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 oblique ⇒ 〈hellend〉incliné 〈bijwoord〉 obliquement⇒ de travers2 [asymmetrisch] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 tordu; 〈bijwoord〉 de travers3 [verkeerd] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 faux/fausse; 〈bijwoord〉 mal⇒ de travers♦voorbeelden:1 scheve hoeken • angles qui ne sont pas droitsiemand scheef aankijken • regarder qn. de traverseen muts scheef op het hoofd hebben • avoir son bonnet de traverseen kopje scheef houden • tenir une tasse inclinéedie kantlijn loopt scheef • cette marge n'est pas droiteiets scheef snijden • ne pas couper droit qc.de tafel staat scheef • la table n'est pas d'aplomb2 een scheve neus hebben • avoir le nez de travers3 dat geeft een scheve verhouding • cela fausse les proportionsde zaak gaat scheef • l'affaire tourne mal→ {{link=oog}}oog{{/link}}
Deens-Russisch woordenboek. 2015.